Een rEen reis om de wereld. Zoektocht naar de identiteit van Haagse bioscopen in de jaren vijftig - Elisa Mutsaers 1997
Begin 1900 was het pand aan het Prins Hendrikplein waar later de bioscoop Olympia in gevestigd zou worden, het woonhuis van een generaal. In 1910 werd de bioscoop er opgericht, midden in een grote woonwijk waar veel goed gesitueerd publiek woonde. Ook in de jaren vijftig stond de Zeeheldenbuurt, waar het theater gevestigd was, nog als goed bekend. In deze wijk woonden in 1950 zo’n 17.950 mensen. Het Zeeheldenkwartier was bij het ontstaan in 1870-1890 vooral bedoeld voor de middenstand. Ook in de jaren vijftig moet deze beroepsgroep overheerst hebben, gezien de vele winkels en kantoren die de wijk telde.
Bij de opening telde het theater 570 stoelen en een oppervlakte van 324,22 vierkante meter. De bioscoop was opgericht door de gebroeders De Haan. Later is het bedrijf in handen gekomen van R. Uges Sr., die ook bioscopen in andere steden, bijvoorbeeld in Leiden, bezat. Daarna werd de Bioscoop Trust exploitant en vervolgens in 1931 het echtpaar Karpes.
Zij woonden boven de bioscoop en één van de geïnterviewden had ooit het verhaal gehoord dat Karpes in zijn slaapkamer een gat zou hebben zodat hij vanuit zijn bed het scherm in de zaal kon zien. Het echtpaar zou de bioscoop tot de sluiting aan het eind van de jaren zeventig exploiteren. Uit verschillende krantenberichten en herinneringen van bioscooppubliek uit die tijd, blijkt de bioscoop werkelijk de lust en het leven van het echtpaar Karpes geweest te zijn. Zij waren er altijd te vinden en verrichten ook allerlei praktische zaken als het verkopen en scheuren van de kaartjes en het bemannen van het buffet in de pauze. Deze manier van werken moet de gezellige sfeer in het theater, die het volgens velen had, bevorderd hebben.
In de herfst van 1946 is de bioscoop zes weken gesloten geweest. De opening van het gerestaureerde Olympia vond plaats op 31 oktober 1946. De verbouwing was hard nodig geweest. Na de verbouwing sprak men van ‘een fijn theater van distinctie’. Er was een mooie parketvloer gelegd en het interieur was in lichte tinten beschilderd en werd door een indirecte verlichting beschenen. De foyer had glas-in-lood ramen. De heropening werd gevierd met de hoofdfilm Dief van Bagdad en een documentaire over het ontstaan van Schotse stoffen.
Olympia was een navertoningstheater, tevens buurtbioscoop, een gezellig familietheater en bovendien een zelfstandige bioscoop. Vooral vóór 1940 stond het theater bekend om zijn uitgebreide programma; soms werden twee films in één voorstelling gedraaid. Na 1945 veranderde dit, maar volgens alle respondenten bleef het goede niveau gehandhaafd.
In de jaren voor de oorlog vertoonde het theater in het voorprogramma ook de journaals die diezelfde avond eerst in het vlakbij gelegen Metropole vertoond werden. Op de fiets werd het journaal razendsnel van Metropole naar Olympia gebracht. In de weekeinden kwamen vele vaste klanten een film zien en daarom prolongeerde Olympia, in tegenstelling tot veel andere buurtbioscopen, een film slechts zelden. Veel mensen kwamen met het hele gezin en zij die verder dan de Weimarstraat woonden, kwamen er niet. Er was zelfs een vaste kern van bezoekers die kwam zonder te weten wat er draaide. Karpes was altijd aan het werk en had slechts enkele andere personeelsleden in dienst.
Mensen die nu aan het Olympia van toen terugdenken, kunnen zich hem als gastheer in de hal, met zijn herdershond aan zijn voeten, weer helder voor de geest halen. Vanzelfsprekend bepaalde hij ook zelf het soort films dat in zijn bioscoop vertoond werd. Lachfilms en grote spektakelfilms die onder de noemer familiefilms vielen, hadden zijn voorkeur, sex-films en Chinese knokfilms kwamen er niet in. Uit de filmladders uit die tijd bleek dat er werden veel films gedraaid werden die geschikt waren voor alle leeftijden. Daarnaast werden natuurlijk ook spannende en bekende films gedraaid.
Uit de verhalen van alle respondenten kwam naar voren dat in Olympia, hoewel het een nadraaier was, goede films gedraaid werden. Natuurlijk is dit een subjectief begrip, maar wanneer je de Haagse filmladders uit die tijd bekijkt, zou je kunnen zeggen dat met goede films waarschijnlijk de reprises van A-films bedoeld werden. Doordeweeks en op zaterdag werden twee voorstellingen gegeven, een matinee om 14.00 uur en maar één avondvoorstelling om 20.00 uur, ‘anders ben je te vroeg of te laat thuis’, aldus Karpes. Op zondag werd om 17.00 uur een extra voorstelling gegeven. Het theater telde in 1960 553 stoelen, waarvan 408 in de zaal en 145 op het balkon. ‘s Middags moest voor het duurste kaartje fl. 1,50 betaald worden, ‘s avonds fl. 1,80. Door deze prijzen was Olympia één van de goedkopere navertoningstheaters.
Hoewel Olympia kon rekenen op een vaste kring van bezoekers, heeft het theater eigenlijk altijd last gehad van concurrentie met de premièrebioscopen die in het centrum gevestigd waren. De grootste concurrent werd echter Metropole, twee straten verderop gesitueerd, nadat deze bioscoop in 1976 in vijf zalen werd opgedeeld. De sluiting van Olympia bleek onvermijdelijk. De laatste voorstelling in juli 1978 was Louis de Funès’ De Eend en de Cadillac (Le Corniaud). De prijzen voor eerste en tweede rang waren die avond hetzelfde doordat de kaartjes voor de eerste rang op waren en het geen nut meer had nieuwe kaartjes te bestellen. Op 6 Juli 1978 werd de bioscoop gesloten en na een brand ging de bioscoop in februari 1980 tegen de vlakte om ruimte te maken voor woningen. Alleen de glas-in-lood ramen en de koperen haan uit de foyer, die Karpes die als herinnering na de sluiting heeft meegenomen, moeten nog bewaard zijn.