Een reis om de wereld. Zoektocht naar de identiteit van Haagse bioscopen in de jaren vijftig - Elisa Mutsaers 1997
Wederopbouw, soberheid, voorzichtige welvaart en een beginnende massaconsumptie waren begrippen die de maatschappij in de jaren vijftig kenmerkten. Men had weinig geld en tijd te besteden en de bioscoop was volksvermaak en uitgaansgelegenheid nummer één. Alle bioscopen trokken volle zalen en het publiek was een doorsnee van de bevolking. Waarom men naar een bioscoop ging en welke film men dan ging zien, was een individuele keuze die af kon hangen van de persoonlijke stemming, maar ook van de dag van de week, het uur van de dag en zelfs het seizoen.
Hoewel het publiek uit alle lagen van de bevolking kwam, is het toch mogelijk een iets gedetailleerder beeld te schetsen. Uit verschillende onderzoeken uit de jaren vijftig en zestig en hedendaagse interviews met mensen die toen naar de bioscoop gingen, is gebleken dat het publiek voor het grootste gedeelte bestond uit de leeftijdsgroepen tussen vijftien en dertig jaar. Jonge mannen uit de arbeidersklasse gingen het vaakst naar de film. Vaak gingen mensen samen naar de bioscoop. Het ging bovendien niet alleen om de film. Juist ook de sociale factor van het uitgaan was van belang. Vooral voor jongeren was het dé manier om vrienden en vriendinnen te zien en met een afspraakje kon je in de donkere intimiteit van een bioscoop eindelijk samen zijn. Avonturenfilms en liefde- en trouwfilms waren de meest geliefde genres.
Het filmprogramma verliep in alle bioscopen, met uitzondering van de journaalbioscopen, volgens hetzelfde patroon. In alle theaters werd begonnen met Neêrlands Nieuws van Polygoon/Profilti, waarna het Wereldnieuws van Polygoon/Profilti, Fox Movietone of Rank volgde. Daarna werd een korte tekenfilm of documentaire vertoond en als laatste onderdeel voor de pauze werd een trailer van een in het theater te verwachten film gedraaid. Vaak werd nog een filmpje vertoond over het Bio-vakantieoord, een door bioscoopcollectes en donaties gefinancierd vakantieverblijf voor minder bedeelde kinderen. Na de vertoning van het filmpje volgde onherroepelijk de collecte.
Ondanks de komst van geluidsfilms speelden er in de grotere theaters in de jaren na de Tweede Wereldoorlog ook nog orkesten. Pas aan het eind van de jaren veertig zijn deze uit de zalen verdwenen. Enkele grote theaters beschikten in de jaren vijftig nog over grote bioscooporgels, die voor aanvang van de film en in de pauze door vaak bekende organisten werden bespeeld. Deze organisten werden apart in de filmladders genoemd. Daarnaast traden af en toe in de pauze variété-artiesten op. Goochelaars of acrobaten voerden dan op het podium hun kunsten op. In de loop van de jaren vijftig zijn zowel deze acts als de bioscooporgels uit de theaters verdwenen.
In de pauze was er gelegenheid tot het drinken van een kop koffie of iets fris in de foyer, of kon er een ijsje in de zaal gekocht worden. In de pauze werd reclame van winkels in de buurt vertoond in de vorm van dia’s of lantarenplaatjes. Als laatste dia verscheen vaak een verboden-te-roken-plaatje. Wanneer iedereen weer op zijn plaats zat, kon eindelijk de hoofdfilm beginnen. De hoofdfilms waren vaak van Amerikaanse afkomst, maar ook Franse, Italiaanse en Duitse films waren populair. Zo nu en dan werden ook Nederlandse films gedraaid. In principe kwam er iedere week, tot halverwege 1961 op vrijdag, daarna op donderdag, een nieuw programma.