
Het verhaal begint wanneer bloemenkoopman A.G. van Tol die in de crisistijd een loterijlot koopt waarmee hij de honderdduizend guldens tellende hoofdprijs wint. Alsof dit nog niet genoeg was, doet het verhaal de ronde dat hij van het gewonnen geld enkele nieuwe loten kocht en daarmee opnieuw de honderdduizend won. Waarschijnlijk is hij niet direct na het winnen van de hoofdprijs begonnen Metropole Palace te bouwen, want in het Nieuw Weekblad voor de Cinematografie van 07/12/34 staat dat G. van Tol, eigenaar van het Studio Theater in de Kettingstraat, het plan heeft opgevat een nieuwe bioscoop te bouwen.
Uit interviews met mevrouw J. de Bruin-Joost en mijnheer D. (beiden in de beginjaren in Metropole werkzaam) bleek dat Van Tol ook een trekautomatenhal had aan de Stationsweg in Den Haag, een bioscoop in de Boekhorststraat, waarschijnlijk Hollywood, en dat hij verschillende huizen bezat die verhuurd werden. Van Tol was een gewiekste zakenman die niet op één paard wedde.
Na verloop van tijd vatte hij het plan op een nieuwe bioscoop te bouwen. Als locatie voor het nieuwe theater koos hij de grond aan de Carnegielaan waarop het vroegere woonhuis van bankdirecteur en musicoloog dr. D.F. Scheurleer en het Muziekmuseum Scheurleer stonden. Op deze manier zou de bioscoop aan de belangrijkste verkeersader van Den Haag, de Laan van Meerdervoort, komen te liggen en bovendien ook ‘in de patricische rust van het schone Zorgvliet’. Deze locatie bleek niet de meest eenvoudige. Bij het bouwen kreeg hij te maken met diverse problemen in verband met het verstrekken van vergunningen en dergelijke van de kant van de gemeente. Bovendien kreeg hij te maken met het Vestigingsbesluit van de Nederlandse Bioscoopbond. Maar van Tol was zeer vastberaden en op 15 oktober 1936 kon zijn Metropole Palace geopend worden.

Het theater was met recht een paleis onder de bioscopen. Er werkten ongeveer zestien personeelsleden als caissière, portiers en ouvreuse. Er was een grote schelpvormige theaterzaal met een groot, overhangend balkon, een toneel, een cabine die was uitgerust met moderne apparatuur van de Zeiss-Ikon-Fabrieken, een foyer, meerdere kassa’s, kleedkamers, filmkluizen en ateliers. In de zaal zou plaats zijn voor 1600 normale stoelen, maar er werd gekozen voor 1250 luxe stoelen, gefabriceerd door Thijsseling uit Nijkerk. Goud, oranje en groen waren de overheersende kleuren.

Van Tol was een showman én een zakenman. In zijn theater zouden de belangrijkste Europese filmpremières plaats vinden. Het publiek zou zelfs in restaurantsfeer aan tafeltjes naar filmvertoningen hebben kunnen kijken. Er was een glazen dansvloer in het theater ingebouwd die met een druk op de knop uit de vloer verrees en de bioscoop in een nachtclub veranderde. Beroemde buitenlandse sterren als Mistinguett en George Formby liet Van Tol in zijn paleis optreden. In een imitatie Gouden Koets liet hij eind jaren dertig de Nederlandse Shirley Temple door de straten van Den Haag rijden. Bij verschillende films bedacht hij bijzondere en spectaculaire reclamestunts en de meisjes die als ouvreuses (of gastvrouwen zoals Van Tol hen noemde) werkten, moesten ook regelmatig naar de boulevard in Scheveningen of de Groenmarkt in de stad om programma’s of bloemen uit te delen. In 1946 organiseerde hij voor tweeduizend Haagse kinderen een kerstfeest dat net zo geweldig geweest moest zijn als het eveneens door hem georganiseerde Sinterklaasfeest dat jaar.
Tijdens de oorlog wilde van Tol geen Duitse films draaien. Hij gebruikte zijn paleis nog uitsluitend als variététheater en dancing. Vlak voor de bevrijding gingen alle Haagse bioscopen op 27 april 1945 weer draaien. De periode direct na de bevrijding werd gekenmerkt door talrijke gala’s voor liefdadige instellingen. Zelfs koningin Wilhelmina, prinses Juliana en prins Bernard bezochten de bioscoop.
Nauwelijks een jaar na het groots gevierde twaalfeneenhalfjarig jubileum in april 1949, besloot Van Tol zijn paleis aan het Tuschinski Concern te verkopen voor de prijs van 1,2 miljoen gulden. Het gevolg was dat met ingang van 1 juli 1950 de naam Metropole Palace in Metropole Tuschinski veranderde. In de volksmond bleef het theater echter gewoon Metropole heten en op de gevel stond in 1957 zelfs nog steeds Metropole Palace en daar onder Tuschinski te lezen.

‘Het behoort tot onze voortdurende zorg het wekelijkse programma voor de bioscopen samen te stellen. Bij de keuze van de film moet daarbij het zakelijk argument en dit weer gebaseerd op de smaak en de eisen van het grote publiek veelal de doorslag geven. Het strekt daarom tot voldoening, als althans voor één theater in de grote stad een ruimere armslag verkregen wordt, in dien zin, dat ook andere maatstaven een grote rol bij de keuze kunnen spelen. Dat wil zeggen, dat films met grote artistieke en documentaire betekenis een goede kans krijgen. Het Metropole Theater heeft door het comfort, dat het de bezoekers biedt, een niet onverdiende renommeé verkregen. In deze omgeving te brengen Tuschinski-programma’s met de uitstekende film zal naar wij mogen hopen de renommeé in goede zin verhogen ... Wie Metropole Tuschinski zegt, meent: in een ideale omgeving de exclusieve film genieten’.

Er draaiden altijd A-films en vaak had het theater de landelijke première van een film. De verhuurkantoren wilden hun kassuccessen graag aan Metropole (en de andere Haagse premièretheaters) slijten. Zoals uit interviews is gebleken en zoals ook uit de Haagse premières en filmladders in de Haagsche Courant naar voren kwam, was Metropole met recht een premièretheater. Films van allerlei genres en stuk voor stuk met bekende filmsterren werden in dit theater vertoond.

In 1960 telde het theater 1065 stoelen en was daarmee, op Asta na (met 1082 stoelen), het grootste theater in de stad. Zowel ‘s middags als ‘s avonds werden dezelfde prijzen gehanteerd. Het goedkoopste kaartje in de zaal kostte in 1960 fl. 0,90. De duurste plaatsen bevonden zich op het balkon en in de zaal en daar werd fl. 2,50 voor betaald. Deze prijzen maakten de bioscoop noch de duurste onder de premièretheaters, noch de goedkoopste.
De goede renommeé die Van Tol had weten op te bouwen en die door alle geïnterviewden werd bevestigd, is in de volgende decennia blijven bestaan. Het publiek dat het theater bezocht, kleedde zich in de regel netjes aan, afgestemd op een echt avondje uit. Metropole was een theater waar je als jongen je vriendinnetje mee naar toe kon nemen om indruk te maken. De portiers die in het theater werkten, straalden gezag uit en de dames die als ouvreuses (of ‘gastvrouwen’) werkten, worden door enkele respondenten als mooie meiden omschreven. Niet voor niets schreef een journalist in 1974 in de Haagsche Courant: ‘Het theater bleef één van de betere van Den Haag. En nog niet eens zo lang geleden was het een theater waar je zonder stropdas nauwelijks naar binnen durfde te gaan.’
In 1976 werd het theater geheel verbouwd tot een inbouwtheater met vijf zalen, maar het luxe karakter bleef, aangepast aan de normen van de nieuwe tijd, tot op de dag van vandaag behouden. [1997 EM]