Je zou het niet direct zeggen met al dat afval op de stoep, maar kort na het maken van deze foto had Asta op 19 december 1958 een landelijke primeur: als eerste en enige bioscoop in Nederland zou aan het Haagse Spui een Todd-AO film worden gedraaid. Na Cinerama, CinemaScope, VistaVision, Technirama en Thrillarama dachten de Hollywoodstudio's opnieuw hét antwoord op hun steeds sterker wordende concurrent, de televisie, gevonden te hebben.
Todd-AO, met de widescreenprojectie van 70mm celluloid plus zes-sporen stereogeluid, zou het publiek op de bank voor hun zwart/wit televisiebeeldbuis bij de lurven pakken en naar een bioscoopstoel lokken. Het systeem was in 1953 bedacht door film- en theaterproducent Mike Todd, die helaas in maart 1958 bij een vliegtuigongeluk om het leven zou komen. Mike was toen getrouwd met Elizabeth Taylor, en daarmee was hij haar derde echtgenoot in wat uiteindelijk een rij van acht huwelijken zou worden. Het 'AO' staat voor American Optical, Todds zakenpartner. Het visuele effect was net zo imposant als bij Cinerama dat liefst drie mechanisch gekoppelde projectoren nodig had, maar dan “out of one hole”. Dit was natuurlijk veel goedkoper, maar toentertijd kon je voor de prijs van één Todd-AO projector wel een gemiddelde gezinswoning kopen. De speciale projectoren werden door Philips in Eindhoven vervaardigd voor wereldwijde verkoop, zelfs naar Amerika. Het apparaat, de DP70, kon zowel het standaard bioscoopformaat 35mm als 70mm projecteren en was daarmee uniek in de wereld. Philips ontving hiervoor in 1963 zelfs een speciale Academy Award, waarmee de DP70 "the only projector to win an Oscar" in de filmhistorie werd.
Adembenemende films in het voorprogramma
Om South Pacific daadwerkelijk in Todd-AO te kunnen vertonen werd Asta vanaf 24 november 1958 grondig verbouwd, zodat de gloednieuwe DP70 projector en de geluidsinstallatie geïnstalleerd konden worden. Het enigszins gebogen scherm was 6,5 meter hoog en liefst 14 meter breed. South Pacific zelf was echter geen hoogtepunt. Volgens recensenten uit die tijd was de deels op Hawaiï verfilmde Broadwaymusical van Rodgers & Hammerstein uit 1949 een “nogal stroperig zoete massa”, die zelfs “zo nu en dan bedenkelijk naar de kitsch helt”. De vele “melodieuze maar voor de film ongeschikte songs” haalden de vaart uit het verhaal. Ondanks deze kritische tonen snelde het publiek in grote aantallen naar de bioscoop. Zeker in Amerika bleek South Pacific een gigantische blockbuster. De vaklui in Hollywood hadden toch iets minder waardering voor deze musical-op-celluloid: bij de Academy Awards werd de derde Todd-AO film slechts genomineerd in drie ondergeschikte categorieën: Beste Camerawerk, Muziek en Geluid. En alleen Fred Hynes mocht een Oscarbeeldje in ontvangst nemen voor zijn bijdrage aan het geluid.
Eigenlijk waren deze keer de films in het voorprogramma van Asta interessanter, want een adembenemend ritje in een achtbaan en een snelrijdende auto op een skihelling lieten de spectaculaire mogelijkheden van het Todd-AO systeem zien. Opmerkelijk genoeg zijn er in totaal slechts twintig speelfilms op Todd-AO gemaakt. Na enige aanpassingen waardoor het steeds meer op normale 35mm projectie ging lijken, richtte de firma zich vooral op sound mixing en post-productie. In 2014 ging Todds revolutionaire onderneming definitief failliet.
Koninklijke Asta
Bij de opening op Eerste Kerstdag 1921 werd Asta vernoemd naar Asta Nielsen, de allereerste Europese megafilmster uit de tijd van de zwijgende film. Er heerste echter geen gewijde stilte in de zaal bij het aanschouwen van al die meeslepende drama’s en avonturen. Voor de begeleiding was er een groot vier-klaviers bioscooporgel, dat zelfs tijdens het bespelen door de organist met een lift uit de orkestbak naar boven gebracht kon worden.
Nog in 1931, toen de geluidsfilm net aan zijn opmars was begonnen, vond men het de moeite waard om te investeren in een nieuw instrument. Theo Strunk hergebruikte enkele delen uit het oorspronkelijke Oskalyd orgel bij de bouw van een 4 manuaals orgel met liefst 21 stemmen, dat het grootste theaterorgel van Nederland was. De beroemde Bernard Drukker werd de eerste vaste organist. Tot 1959 werd het instrument bespeeld voor een muzikaal intermezzo tijdens de pauze of bij speciale gelegenheden als optredens van variétéartiesten.
Vanaf 1925 gaf Asta zelfs een eigen weekblad uit. Decennia lang bleef het een chique uitgaansgelegenheid. In de jaren '50 was het een van de vijf premièretheaters in Den Haag. In deze bioscoopzalen met meer dan duizend stoelen stonden uitsluitend de premières van belangrijke A-films, voornamelijk uit Hollywood, op het programma. Met enige regelmaat werd dan ook de koninklijke familie in Asta verwelkomd. Zo woonde prinses Juliana op donderdag 20 februari 1968 de Nederlandse première van Out of Africa bij, in gezelschap van regisseur Sidney Pollack en Klaus Maria Brandauer. Hoewel Brandauer genomineerd was voor een Oscar voor ‘Best supporting actor’, ging het begeerde beeldje aan zijn neus voorbij. Dit was voor hem extra sneu omdat Out of Africa in liefst zeven categorieën wel een Oscar scoorde. De opbrengst van deze ‘gala’-voorstelling kwam ten goede aan AMREF / Vliegende Dokters.
Een onheilbrengende titanenklus
Talloze beroemdheden hebben Asta met een bezoek vereerd. Qua cinematografisch belang steekt Jacques Tati ver boven het maaiveld uit. De Franse regisseur was hier ter gelegenheid van de première van Playtime in april 1968. Hij noemde zijn vierde film “een visioen van hoe de toekomstige wereld er niet uit moet zien”. En dus had hij moeite noch kosten gespaard voor een dystopie die bezeten is door geld, overdreven luxe, kille architectuur en zelfstandig opererende techniek. Het is wrang dat het realiseren van deze humoristische waarschuwing aan de mensheid - inclusief alle cinefielen - op vergelijkbare wijze is uitgelopen op een onheilbrengende titanenklus. Met 260 miljoen franc was Playtime een van de duurste Franse films aller tijden.
Gedreven door zijn perfectionisme liet Tati in Joinville-le-Pont een complete stad - inclusief een stuk snelweg en (schaalmodellen van) wolkenkrabbers - bouwen. In ‘Tativille’ filmde hij ruim 19 maanden lang allerlei zeer ingewikkeld gechoreografeerde scènes met soms honderden figuranten. Er zijn geen hoofdpersonages behalve Tati’s alter ego Monsieur Hulot. Om zowel voorgrond als achtergrond van de immense set tegelijkertijd in focus te houden liet Tati zijn cameramannen Jean Badal en Andréas Winding speciale groothoeklenzen ontwikkelen. En om alle details haarscherp in beeld te krijgen gebruikten ze het dure 70mm materiaal. Na anderhalf jaar opnames beschikte Tati over ruim 5 miljoen meter film, zodat de montage bijna twee jaar in beslag zou nemen. Bovendien moesten alle geluidseffecten naderhand toegevoegd worden: ook de mixage via het dure, zesspoors dolby-surroundgeluidssysteem betekende een gigantische klus.
Na jaren ploeteren was Playtime in 1967 eindelijk klaar. Het bleek een van de grootste flops uit de geschiedenis. Tati ging failliet. Niettemin is Playtime uitgegroeid tot een cultfilm die je eigenlijk ieder jaar weer in reprise moet herbeleven.
Haagse Horror
Aan de andere kant van het productionele spectrum staat Midnight terror. Deze ‘Haagse Horrorfilm’ nam Will Wissink, student aan de Filmacademie, in 1984 op ‘locatie’ in Asta op tijdens de stille uurtjes in de nacht. Het was dan ook ‘slechts’ een kortfilm van 17 minuten. Naast ander werk, zoals de coole, eigentijdse jeugdfilm Mijn vader is een detective, heeft Wissink eerder over zijn echte vader nog een documentaire gemaakt, die door de tv-kunstrubriek Uur van de Wolf in 2001 is uitgezonden. Will Wissink senior was een lokale beroemdheid, die in de jaren ‘60 deel uitmaakte van de Haagse rock-'n-roll band Willy and His Giants. Nadat de band wegens gebrek aan inkomsten was opgeheven, bleef Wissink zijn passie toch trouw, via zijn winkel in muziekapparatuur en zijn rol in het organiseren van muziekavonden en optredens. En dit verwijst weer naar een latere bestemming van Asta.
Van chique via trance naar goklust
Eerst werden nog enkele inpandige ruimtes verbouwd tot twee extra filmzalen: Bijou en Calypso. Maar zelfs een multiplex-programmering kon het tij voor dit befaamde filmpaleis niet keren.
Na de sluiting in 1996 werd het afgebladderde pand een bij het jonge uitgaanspubliek populaire discotheek: Asta was nu de hoofdzaal, met een grote bar, een lichtstellage en een verhoogd plateau waar de dansliefhebbers konden neerkijken op de ‘master of ceremonies’ in de dj booth. In april 1998 moest AStA dicht vanwege geluidsoverlast voor de omgeving, maar na een verbouwing opende de club zijn deuren weer op 28 mei 2003. AStA wist beroemde dj's aan te trekken: Armin van Buuren vierde er op 25 mei 2006 de 250e aflevering van zijn radio-show A State of Trance. Een paar jaar later werd de disco toch definitief opgeheven. In 2010 leek de teloorgang compleet, toen enkele activisten het uitgewoonde pand kraakten met het oog op de zware bezuinigingen in de culturele sector en het aankomende algehele kraakverbod in Nederland; ze hoopten op toestemming als gedoogzone voor verschillende culturele activiteiten.
Uiteindelijk is de voormalige bioscoop in 2013 een Chinees casino geworden, waar net als in de filmindustrie dromen worden gekoesterd en het geld met bakken wordt uitgegeven. De neonletters ASTA staan nog steeds op het dak te pronken.
Beeld: Archief Filmhuis Den Haag. Fotograaf: Piet van der Ham
Tekst: Erik Daams en Elisa Mutsaers