Impressionisme, Expressionisme en Surrealisme
maandag 15 oktober en - met een weekje uitstel vanwege de herfstvakantie - 5 en 19 november 2018
Drie bij museumbezoekers zeer geliefde kunststromingen zijn geboren naast de nieuwe technologieën van fotografie en film. Het Expressionisme in een schilderijlijst is zelfs min of meer tegelijkertijd gekloond in de Duitse cinema van de jaren ’20, de artistiek baanbrekende tijd van de Weimarrepubliek. Ook Impressionisme en Surrealisme hebben hun sporen in de filmhistorie nagelaten.
Surrealisme
De term Surrealisme als aanduiding voor een stroming in de moderne kunst is te danken aan de Franse schrijver André Breton, die in 1924 en 1928 zijn theorieën over literatuur en schilderkunst te boek stelde in het Manifeste du surréalisme en zijn roman Nadja. In de schilderkunst zijn Giorgio de Chirico, Max Ernst, René Magritte en natuurlijk Salvador Dalí overbekend. Surrealisten gloriëren in shockerende, irrationele en absurde beelden, in het associatieve laveren tussen droom en werkelijkheid. Hun afwijzen van de logische rede vond oorspronkelijk z’n basis in de gruwelen van WO I èn in de symboliek van dromen, geduid door Sigmund Freud. Een iets andere route volgden hun geestverwanten van Dada.
Surrealisten hadden een bijzondere manier om naar de film te gaan. Ze liepen gewoon lukraak een zaal binnen, midden in een vertoning, en vertrokken weer als de beelden gingen vervelen. In de cinema moet dan ook een duidelijk onderscheid gemaakt worden tussen surrealistische films en films met een enkel surrealistisch fragment. Van het eerste zijn slechts enige ‘pure’ voorbeelden te noemen, zoals het ‘archetypische’ Un chien andalou en L'âge d'or van Luis Buñuel en Salvador Dalí uit 1928. André Breton was fel gekant tegen een cineast als Jean Epstein die de cinema wilde verheffen tot een hogere kunstvorm. Het is een aardig detail dat Buñuel, een jonge filmfan, na zijn komst naar Frankrijk door Epstein was ingehuurd als assistent.
Een tweede reden waarom er zo weinig Surrealistische films zijn gemaakt, ligt in het feit dat ze afhankelijk waren van private financiering - de Vicomte de Noailles was de belangrijkste steun van het groepje relschoppers. Bovendien waren hun radicale films nogal kort en werden ze uitsluitend bij speciale gelegenheden in filmclubs vertoond. Daarentegen werkten de Impressionistische cineasten wel binnen de Franse commerciële filmindustrie.
Man Ray’s eerste film heeft de ironische titel Le retour à la raison. Het ontstaan van die kortfilm was overigens ook nogal dadaïstisch: de dichter Tristan Tzara vroeg hem om een leuke bijdrage voor zijn aanstaande soirée, maar Ray had maar één dag om het ding te maken. Hij combineerde wat haastig geschoten ‘live footage’ met beelden van zijn Rayogrammen. In 1927 maakte Ray een Surrealistische klassieker met Emak-Bakia (1927), dat allerlei trucages gebruikt om de mentale toestand van een vrouw te suggereren.
Germaine Dulac combineerde in 1928 in La coquille et le clergyman - naar een scenario van Antonin Artaud - Impressionistische filmtechnieken met de versplinterde narratieve logica van het Surrealisme.
Jean Cocteau maakte in 1930 met geld van De Noailles een baanbrekende geluidsfilm, Le sang d'un poète, die pas twee jaar later vertoond kon worden vanwege de voortdurende controverse over L'âge d’or.
De meest befaamde regisseur blijft toch Buñuel, die zelfs in veel latere films, zoals Belle de jour (1967) en Le charme discret de la bourgeoisie (1972) elementen uit de surrealistische traditie voortzette. En die traditie is nog vaker te herkennen. Zo vroeg Alfred Hitchcock aan Dalí om de droomsequentie in Spellbound (1945) te ontwerpen. Vanwege intrigerende intermezzi kunnen nog een paar titels met ere genoemd worden zoals Carl Theodor Dreyer’s Vampyr (1932), Joseph Cornell met drie kortfilms (1936, ’38 en ’57), Manuscript gevonden in Saragossa van Wojciech Has (1964), Repulsion van Roman Polanski (1965), Persona van Ingmar Bergman (1966) of Fear & loathing in Las Vegas van Jonathan Demme (2001). Zelfs uit enkele kinderfilms, zoals de Estse animatiefilm Lotte en de maansteen uit 2011, worden op deze avond Surrealistische fragmenten vertoond.
Praktisch
Maandag 19 november 2018
Locatie: Film Atelier Den Haag, Herenstraat 8, tel. 070 - 780 16 57
Deur open 19.30 uur, aanvang lezing 19.45 uur. Verwacht einde rond 21.45 uur.
Er is plek voor maximaal 15 personen. Toegang per keer € 8,50 p.p. inclusief kopje koffie of thee en wat lekkers voor erbij. In verband met de planning graag even een email van tevoren om te laten weten dat u van plan bent te komen.